Rechtshulpverzoeken
Over de eerste vorm, een gemeenschappelijk onderzoeksteam, in het Engels aangeduid met Joint Investigation Team (JIT) is al veel gepubliceerd. De tweede vorm van internationale samenwerking, door middel van internationale rechtshulpverzoeken, is waarschijnlijk minder bekend, maar zeker niet minder belangrijk.
Anders dan bijvoorbeeld journalisten, mogen politiemensen niet zonder toestemming van een land in dat land mensen spreken, laat staan officieel verhoren. Dat geldt voor alle opsporingshandelingen. De bevoegdheid van de Nederlandse politie houdt op bij de landsgrens.
Verdragen
Om toch in een ander land onderzoek te kunnen doen zijn rechtshulpverzoeken noodzakelijk. Internationale rechtshulpverzoeken zijn officiële verzoeken aan andere landen om informatie of andere vormen van hulp in het kader van de opsporing. De basis voor dergelijke rechtshulpverzoeken ligt bijna altijd in al eerder gesloten verdragen. Dit middel is juridisch noodzakelijk om de aldus verkregen informatie uiteindelijk als bewijs te kunnen gebruiken in een strafzaak.
Algemene voorbeelden van rechtshulp zijn:
Verzoeken aan achttien landen
Het uitvoeren van rechtshulpverzoeken duurt soms lang en soms kort. Dat hangt er onder andere vanaf of het gaat om informatie die al beschikbaar is in dat land, of om informatie die nog verzameld moet worden. Wat ook uitmaakt is of er in het land waar hulp aan gevraagd wordt nog een rechterlijke toets nodig is of niet. Dat hangt af van de inhoud van het verzoek en de wettelijke regeling in het betreffende land.
Nederland heeft inmiddels aan achttien landen rechtshulpverzoeken gedaan. Direct na 17 juli 2014 is aan alle landen met slachtoffers gevraagd om hulp en informatie in de ruimste zin van het woord. Verder zijn bijvoorbeeld rechtshulpverzoeken gedaan om internetgegevens op te vragen, journalisten te horen die ter plaatse zijn geweest en om deskundigen te horen over wapensystemen.
juni 2016